The editing screen requires at least 450 pixels of horizontal space. Please rotate your device or use one with a bigger screen.

Grammatica 20
a) Werkwoorden met derde zwakke wortelmedeklinker

Tot deze werkwoordsklasse worden werkwoorden met y ܝ respectievelijk w ܘ als laatste wortelmedeklinker gerekend.

1. Werkwoorden met y ܝ als derde wortelmedeklinker

Bij deze werkwoorden verschijnt de /y/ ܝ in de vervoeging alleen nog in de vrouwelijke vormen van de tegenwoordige tijd en ook van de verleden tijd bij onovergankelijk vervoegde werkwoorden. Daardoor wordt alleen in deze werkwoordsklasse in de tegenwoordige tijd in de 2e persoon ev. tussen mannelijk en vrouwelijk onderscheid gemaakt.

Overgankelijk:
ḥzy ܚܙܝ I: ḥoze - ḥzele ܚܳܙܶܐ - ܚܙܶܠܶܗ „zien“

  Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ev. 3m. ḥoze ܚܳܙܶܐ ḥzele ܚܙܶܠܶܗ
3v. ḥёzyo ܚܷܙܝܐ ḥzela ܚܙܶܠܰܗ
2m. ḥozat ܚܳܙܰܬ ḥzelux ܚܙܶܠܘܟ݂
2v. ḥёzyat ܚܷܙܝܰܬ ḥzelax ܚܙܶܠܰܟ݂
1m. ḥozeno ܚܳܙܶܢܐ ḥzeli ܚܙܶܠܝ
1v. ḥёzyono ܚܷܙܝܳܢܐ ḥzeli ܚܙܶܠܝ
mv. 3. ḥozёn ܚܳܙܷܢ ḥzalle ܚܙܰܠܠܶܗ
2. ḥozitu ܚܳܙܝܬܘ ḥzalxu ܚܙܰܠܟ݂ܘ
1. ḥozina ܚܳܙܝܢܰܐ ḥzelan ܚܙܶܠܰܢ

Meer voorbeelden:

         šry ܫܪܝ I: šore - šrele ܫܳܪܶܐ – ܫܪܶܠܶܗ „losmaken, oplossen (overg.)“

         mḥy ܡܚܝ I: moḥe - mḥele ܡܳܚܶܐ – ܡܚܶܠܶܗ „slaan“

         gly ܓܠܝ I: gole - glele ܓܳܠܶܐ – ܓܠܶܠܶܗ „ontdekken, openbaren“

         qry ܩܪܝ I: qore – qrele ܩܳܪܶܐ – ܩܪܶܠܶܗ „lezen, studeren, roepen“

Onovergankelijk:
smy ܣܡܝ I: some - sami ܣܳܡܶܐ - ܣܰܡܝ „blind worden“

  Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ev. 3m. some ܣܳܡܶܐ sami ܣܰܡܝ
3v. sёmyo ܣܷܡܝܐ samyo ܣܰܡܝܐ
2m. somat ܣܳܡܰܬ samat ܣܰܡܰܬ
2v. sёmyat ܣܷܡܝܰܬ samyat ܣܰܡܝܰܬ
1m. someno ܣܳܡܶܢܐ samino ܣܰܡܝܢܐ
1v. sёmyono ܣܷܡܝܳܢܐ samyono ܣܰܡܝܳܢܐ
mv. 3. somёn ܣܳܡܷܢ samёn ܣܰܡܷܢ
2. somitu ܣܳܡܝܬܘ samitu ܣܰܡܝܬܘ
1. somina ܣܳܡܝܢܰܐ samina ܣܰܡܝܢܰܐ

Opmerking: De vervoegde vormen van de verleden tijd onderscheiden zich van die van de tegenwoordige tijd hoofdzakelijk door een klinker in de eerste lettergreep: in de tegenwoordige tijd /o/ en /a/ in de verleden tijd.

Meer voorbeelden:

         bxy ܒܟ݂ܝ I: boxe - baxi ܒܳܟ݂ܶܐ – ܒܰܟ݂ܝ „huilen“

         kly ܟܠܝ I: kole - kali ܟܳܠܶܐ – ܟܰܠܝ „wachten, stil staan“

         mṭy ܡܛܝ I: moṭe - maṭi ܡܳܛܶܐ – ܡܰܛܝ „aankomen“

         cly ܥܠܝ I: cole - cali ܥܳܠܶܐ – ܥܰܠܝ „opstijgen“

2. Werkwoorden met ܘ als derde wortelmedeklinker

In tegenstelling tot /y/ ܝ is de /w/ ܘ in de meeste vervoegde vormen nog zichtbaar.

Overgankelijk:

kṯw ܟܬ݂ܘ (< ktb ܟܬܒ) I: koṯaw - kṯule  ܟܳܬ݂ܰܘ - ܟܬ݂ܘܠܶܗ „schrijven“

  Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ev. 3m. koṯaw ܟܳܬ݂ܰܘ kṯule ܟܬ݂ܘܠܶܗ
3v. kёṯwo ܟܷܬ݂ܘܐ kṯula ܟܬ݂ܘܠܰܗ
2m. kёṯwat ܟܷܬ݂ܘܰܬ kṯulux ܟܬ݂ܘܠܘܟ݂
2v. kёṯwat ܟܷܬ݂ܘܰܬ kṯulax ܟܬ݂ܘܠܰܟ݂
1m. koṯawno ܟܳܬ݂ܰܘܢܐ kṯuli ܟܬ݂ܘܠܝ
1v. kёṯwono ܟܷܬ݂ܘܳܢܐ kṯuli ܟܬ݂ܘܠܝ
mv. 3. kёṯwi ܟܷܬ݂ܘܝ kṯuwe ܟܬ݂ܘܘܶܗ
2. kёṯwitu ܟܷܬ݂ܘܝܬܘ kṯuxu ܟܬ݂ܘܟ݂ܘ
1. kёṯwina ܟܷܬ݂ܘܝܢܰܐ kṯulan ܟܬ݂ܘܠܰܢ

Meer voorbeelden:

         gnw I: gonaw – gnule ܓܳܢܰܘ - ܓܢܘܠܶܗ „stelen“ (gnw ܓܢܘ< gnb ܓܢܒ)

         ḥlw I: olaw - lule ܚܳܠܰܘ - ܚܠܘܠܶܗ „melken“

         crw I: coraw - crule ܥܳܪܰܘ - ܥܪܘܠܶܗ „grof zeven“

         ḥšw I: ḥošaw - ḥšule ܚܳܫܰܘ - ܚܫܘܠܶܗ „rekenen, denken“

Onovergankelijk:

ytw ܝܬܘ (< ytb (ܝܬܒ I: yotaw - yatu ܝܳܬܰܘ - ܝܰܬܘ „zitten“

  Tegenwoordige tijd Verleden tijd
ev. 3m. yotaw ܝܳܬܰܘ yatu ܝܰܬܘ
3v. yёtwo ܝܷܬܘܐ yatiwo ܝܰܬܝܘܐ
2m. yёtwat ܝܷܬܘܰܬ yatiwat ܝܰܬܝܘܰܬ
2v. yёtwat ܝܷܬܘܰܬ yatiwat ܝܰܬܝܘܰܬ
1m. yotawno ܝܳܬܰܘܢܐ yatuno ܝܰܬܘܢܐ
1v. yёtwono ܝܷܬܘܳܢܐ yatiwono ܝܰܬܝܘܳܢܐ
mv. 3. yёtwi ܝܷܬܘܝ yatiwi ܝܰܬܝܘܝ
2. yёtwitu ܝܷܬܘܝܬܘ yatiwitu ܝܰܬܝܘܝܬܘ
1. yёtwina ܝܷܬܘܝܢܰܐ yatiwina ܝܰܬܝܘܝܢܰܐ

In de stammen III en IIIp wordt yotaw – yatu ܝܳܬܰܘ - ܝܰܬܘ „zitten“ zoals werkwoorden met eerste zwakke wortelmedeklinker gevormd:

         III: mawtaw – mawtawle ܡܰܘܬܰܘ – ܡܰܘܬܰܘܠܶܗ „zetten“

         IIIp: mitawtaw – mtawtaw ܡܝܬܰܘܬܰܘ – ܡܬܰܘܬܰܘ „gezet worden“

Meer voorbeelden:

         rkw ܪܟܘ (< rkb ܪܟܒ) I: rokaw - raku ܪܳܟܰܘ - ܪܰܟܘ „zich vestigen, zich settelen“

         ḥrw ܚܪܘ (<rb ܚܪܒ) I: oraw - aru ܚܳܪܰܘ - ܚܰܪܘ „verlorgen gaan, verwoest raken“

         kyw ܟܝܘ (<kyb ܟܝܒ < kʾb ܟܐܒ) I: koyaw - kayu ܟܳܝܰܘ - ܟܰܝܘ „pijn doen (onoverg.)“ (uitsluitend onpersoonlijk, d.w.z. de 3e persoon!!)

         qrw ܩܪܘ (<qrb ܩܪܒ) I: qoraw - qaru ܩܳܪܰܘ - ܩܰܪܘ „dichterbij komen, benaderen“

 

b) Werkwoorden met /l/ ܠ‍  als derde wortelmedeklinker

Tot de zwakke werkwoorden behoren ook die met een /l/ ܠ‍ als derde wortelmedeklinker. Deze /l/ ܠ‍ smelt samen met de /l/ ܠ‍ van de L-suffixen (d.w.z. werkwoordsuitgangen met -l) in de verleden tijd en veroorzaakt daardoor veranderingen in de basis, bijv.:

         šql ܫܩܠ I: šoqal – šqile ܫܳܩܰܠ – ܫܩܝܠܶܗ „nemen, kopen“

        vergleiche regelmatig: grš ܓܪܫ I: goraš – grёšle ܓܳܪܰܫ - ܓܪܷܫܠܶܗ „trekken“

         qtl ܩܬܠ II: mqatalmqatele ܡܩܰܬܰܠ - ܡܩܰܬܶܠܶܗ „vechten“

        vergleiche regelmatig: zbn II: mzaban – mzabanle ܡܙܰܒܰܢ - ܡܙܰܒܰܢܠܶܗ „verkopen“

         šql ܫܩܠ III: mašqalmašqele ܡܰܫܩܰܠ - ܡܰܫܩܶܠܶܗ „laten kopen“

        vergleiche regelmatig: grš ܓܪܫ III: magraš – magrašle ܡܰܓܪܰܫ - ܡܰܓܪܰܫܠܶܗ „laten trekken“

Hier zie je de vervoeging in de eerste stam (I) bijvoorbeeld šqile ܫܩܝܠܶܗ „hij kocht“ in vergelijking tot grёšle ܓܪܷܫܠܶܗ „hij trok“:

  šql –Verleden tijd ܫܩܠ grš – Verleden tijd ܓܪܫ
ev. 3m. šqile ܫܩܝܠܶܗ grёšle ܓܪܷܫܠܶܗ
3v. šqila ܫܩܝܠܰܗ grёšla ܓܪܷܫܠܰܗ
2m. šqilux ܫܩܝܠܘܟ݂ grёšlux ܓܪܷܫܠܘܟ݂
2v. šqilax ܫܩܝܠܰܟܼ grёšlax ܓܪܷܫܠܰܟ݂
1c. šqili ܫܩܝܠܝ grёšli ܓܪܷܫܠܝ
mv. 3. šqëlle ܫܩܷܠܠܶܗ grёšše ܓܪܷܫܫܶܗ
2. šqëlxu ܫܩܷܠܟ݂ܘ grёšxu ܓܪܷܫܟ݂ܘ
1. šqilan ܫܩܝܠܰܢ grёšlan ܓܪܷܫܠܰܢ

Aangezien de werkwoordsuitgang van de verleden tijd voor de 2e en 3e persoon mv. niet met l- ܠ‍ begint, zijn de vormen voor deze personen zoals het sterke werkwoord. In de tegenwoordige tijd en in de passieve stammen verhouden zich deze werkwoorden regelmatig.

In de tweede en derde stam (II/III) verdwijnt de /l/ ܠ‍ van de wortel bij het achtervoegen van de L­suffixen en is de basisklinker niet /a/ maar /e/:

         qtl ܩܬܠ II: mqatal + le = mqatele „hij vecht“

         ܡܩܰܬܰܠ + ܠܶܗ = ܡܩܰܬܶܠܶܗ

         šql ܫܩܠ III: mašqal + le = mašqele „hij liet kopen“

         ܡܰܫܩܰܠ + ܠܶܗ = ܡܰܫܩܶܠܶܗ

  qtl II – Verleden tijd ܩܬܠ šql III – Verleden tijd ܫܩܠ
ev. 3m. mqatele ܡܩܰܬܶܠܶܗ mašqele ܡܰܫܩܶܠܶܗ
3v. mqatela ܡܩܰܬܶܠܰܗ mašqela ܡܰܫܩܶܠܰܗ
2m. mqatelux ܡܩܰܬܶܠܘܟ݂ mašqelux ܡܰܫܩܶܠܘܟ݂
2v. mqatelax ܡܩܰܬܶܠܰܟ݂ mašqelax ܡܰܫܩܶܠܰܟ݂
1c. mqateli ܡܩܰܬܶܠܝ mašqeli ܡܰܫܩܶܠܝ
mv. 3. mqatalle ܡܩܰܬܰܠܠܶܗ mašqalle ܡܰܫܩܰܠܠܶܗ
2. mqatalxu ܡܩܰܬܰܠܟ݂ܘ mašqalxu ܡܰܫܩܰܠܟ݂ܘ
1. mqatelan ܡܩܰܬܶܠܰܢ mašqelan ܡܰܫܩܶܠܰܢ

De gebiedende wijs is als het sterke werkwoord:

         šql ܫܩܠ I: ev. šqal! ܫܩܰܠ „koop!”

                         mv. šqalu! ܫܩܰܠܘ „koopt!“

         qtl ܩܬܠ II: ev. mqatal! ܡܩܰܬܰܠ „vecht!“

                         mv. mqatelu! ܡܩܰܬܶܠܘ „vecht!“

         šql ܫܩܠ III: ev. mašqal! ܡܰܫܩܰܠ „laat kopen!“

                         mv. mašqelu! ܡܰܫܩܶܠܘ „laat kopen!“

 

c) Uitdrukking van modaliteit

Modaliteit wordt uitgedrukt door middel van onveranderlijke modale hulppartikels en onpersoonlijke modale hulpwerkwoorden gevolgd door het hoofdwerkwoord. Het hoofdwerkwoord volgt direct met of zonder het partikel /d/ ܕ en staat in de aanvoegende wijs (subjunctief), d.w.z. in de basisvorm van de tegenwoordige tijd:

1. „moeten, zouden moeten“

De onpersoonlijke werkwoordsvormen këbce ܟܷܒܥܶܐ en kobac ܟܳܐܒܰܥ worden gebruikt om dezelfde modaliteit uit te drukken als de Nederlandse werkwoorden “moeten” en “zouden moeten”.

Voorbeelden:

Mëftakarla d këbce saymo mede. (L. 20) Ze dacht dat ze iets moest doen. ܡܷܦܬܰܟܰܪܠܰܗ ܕܟܷܒܥܶܐ ܣܰܝܡܐ ܡܶܕܶܐ.
Kobac fayšat adlalyo harke. (L.14) Je moet vannacht hier blijven. ܟܳܐܒܰܥ ܦܰܝܫܰܬ ܐܰܕܠܰܠܝܐ ܗܰܪܟܶܐ.

Op dezelfde plek kunnen ook lazëm ܠܰܙܷܡ of kolozam ܟܳܠܳܙܰܡ respectivelijk majbur ܡܰܔܒܘܪ staan:

Lazëm makaṯwo ruḥa bu beṯṣawbo. Ze moet zich inschrijven bij de universiteit. ܠܰܙܷܡ ܡܰܟܰܬ݂ܘܐ ܪܘܚܰܗ ܒܘ ܒܶܝܬ݂ܨܰܘܒܐ.
Kolozam d soyamno ah hërgayḏi. Ik (m.) moet huiswerk maken. ܟܳܠܳܙܰܡ ܕܣܳܝܰܡܢܐ ܐܰܗ ܗܷܪܓܰܝܕ݂ܝ.
Majbur ëzzino li madrašto. Ik moet naar school gaan. ܡܰܔܒܘܪ ܐܷܙܙܝܢܐ ܠܝ ܡܰܕܪܰܫܬܐ.

Ter versterking kunnen de modale partikels lazëm ܠܰܙܷܡ en majbur ܡܰܔܒܘܪ met de copula 3ev. worden samengevoegd:

Lazëm yo d ëzzux lu bayto. Je (m.) moet naar huis gaan. ܠܰܙܷܡ ܝܐ ܕܐܷܙܙܘܟ݂ ܠܘ ܒܰܝܬܐ.
Majbur yo d zawnina jule ḥaṯe lu ḥago. We moeten voor het feestje nieuwe kleren kopen. ܡܰܔܒܘܪ ܝܐ ܕܙܰܘܢܝܢܰܐ ܔܘܠܶܐ ܚܰܬ݂ܶܐ ܠܘ ܚܰܓܐ.

De verleden tijdsvorm van de copula 3ev. plaatst de gebeurtenis in de verleden tijd:

Majbur wa d nëfqina mu bayto. Wij moeten de woning verlaten. ܡܰܔܒܘܪ ܘܰܐ ܕܢܷܦܩܝܢܰܐ ܡܘ ܒܰܝܬܐ.
Lazëm wa d saymat u buḥrono. Je moet de toets maken. ܠܰܙܷܡ ܘܰܐ ܕܣܰܝܡܰܬ ܐܘ ܒܘܚܪܳܢܐ.

Aangezien de onpersoonlijke, 3m. ev. vorm kolozam ܟܳܠܳܙܰܡ is afgeleid van het werkwoord lozam - lazëm ܠܳܙܰܡ - ܠܰܙܷܡ „nodig zijn“ in de tegenwoordige tijd, drukt de overeenkomstige onvoltooid verleden tijdsvorm de voortdurende toestand in het verleden uit lozamwa ܠܳܙܰܡܘܰܐ:

Lozamwa d zawnina jule ḥaṯe lu ḥago. We moesten voor het feestje nieuwe kleren kopen. ܠܳܙܰܡܘܰܐ ܕܙܰܘܢܝܢܰܐ ܔܘܠܶܐ ܚܰܬ݂ܶܐ ܠܘ ܚܰܓܐ.

2. „kunnen, mogen“

In tegenstelling tot het Nederlands is hij geen onderscheid tussen “kunnen” (mogelijkheid) en “mogen” (toestemming). Voor beide wordt kib- ܟܝܒ‍ـ gebruikt voorzien van achtervoegsels. Bij de vervoeging gedraagt kib- ܟܝܒ‍ـ zich als het voorzetsel b- (G.11b).  ln het meervoud van de 2e en 3e persoon verandert kib- ܟܝܒ‍ـ in këp- ܟܷܦ݁‍ـ. De ontkenning van kib- ܟܝܒ‍ـ luidt layb- ܠܰܝܒ‍ـ en gedraagt zich in de vervoeging vergelijkbaar met kib- ܟܝܒ‍ـ. In dezelfde vormen verandert layb- ܠܰܝܒ‍ـ in lap- ܠܰܦ݁‍ـ.

kib- ܟܝܒ‍ـ „kunnen“ en layb- ܠܰܝܒ‍ـ „niet kunnen“ in de tegenwoordige tijd

  kunnen niet kunnen
ev. 3m. kibe ܟܝܒܶܗ laybe ܠܰܝܒܶܗ
3v. kiba ܟܝܒܰܗ layba ܠܰܝܒܰܗ
2m. kibux ܟܝܒܘܟ݂ laybux ܠܰܝܒܘܟ݂
2v. kibax ܟܝܒܰܟ݂ laybax ܠܰܝܒܰܟ݂
1c. kibi ܟܝܒܝ laybi ܠܰܝܒܝ
mv. 3. këppe ܟܷܦ݁ܦ݁ܶܗ lappe ܠܰܦ݁ܦ݁ܶܗ
2. këpxu ܟܷܦ݁ܟ݂ܘ lapxu ܠܰܦ݁ܟ݂ܘ
1. kiban ܟܝܒܰܢ layban ܠܰܝܒܰܢ

De verleden tijdsvormen worden gevormd op basis van këp- ܟܷܦ݁‍ـ voor „kunnen“ en lap- ܠܰܦ݁‍ـ „niet kunnen“ gevolgd door -way- ܘܰܝ‍ـ (2mv/3mv. –wa- ܘܰ, vgl. G.12c) en de L-suffixen (G.8a).
kib- ܟܝܒ‍ـ „kunnen“ und layb- ܠܰܝܒ‍ـ „niet kunnen“ in de verleden tijd

  kunnen niet kunnen
ev. 3m. këpwayle ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܶܗ lapwayle ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܶܗ
3v. këpwayla ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܰܗ lapwayla ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܰܗ
2m. këpwaylux ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܘܟ݂ lapwaylux ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܘܟ݂
2v. këpwaylax ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܰܟ݂ lapwaylax ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܰܟ݂
1c. këpwayli ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܝ lapwayli ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܝ
mv. 3. këpwalle ܟܷܦ݁ܘܰܠܠܶܗ lapwalle ܠܰܦ݁ܘܰܠܠܶܗ
2. këpwalxu ܟܷܦ݁ܘܰܠܟ݂ܘ lapwalxu ܠܰܦ݁ܘܰܠܟ݂ܘ
1. këpwaylan ܟܷܦ݁ܘܰܝܠܰܢ lapwaylan ܠܰܦ݁ܘܰܝܠܰܢ

Voorbeelden:

Bu surgoḏo kiban ḥozina ay yawme dac ceḏe. (L.9) Wij kunnen in de kalender de feestdagen zien. ܒܘ ܣܘܪܓܳܕ݂ܐ ܟܝܒܰܢ ܚܳܙܝܢܰܐ ܐܰܝ ܝܰܘܡܶܐ ܕܰܥ ܥܶܕ݂ܶܐ.
Ema kiban saymina i mëštuṯayḏan? (L.16) Wanneer kunnen we onze bruiloft feiern? ܐܶܡܰܐ ܟܝܒܰܢ ܣܰܝܡܝܢܰܐ ܐܝ ܡܷܫܬܘܬ݂ܰܝܕ݂ܰܢ؟

Opmerkingen:

  1. kib- ܟܝܒ‍ـ en layb- ܠܰܝܒ‍ـ hebben ook de betekenis “ongeveer zijn, ergens in zijn, in zich hebben, iets bevatten, bedragen” respectievelijk hun overeenkomstige ontkenning.

Voorbeelden:

I qriṯo layba noše. Er zijn geen mensen in het dorp. ܐܝ ܩܪܝܬ݂ܐ ܠܰܝܒܰܗ ܢܳܫܶܐ.
I šato kiba tracsar yarḥe. (L.9) Een jaar heeft 12 maanden. ܐܝ ܫܰܬܐ ܟܝܒܰܗ ܬܪܰܥܣܰܪ ܝܰܪܚܶܐ.
Kibe šato d azzino l Ṭurcabdin. Het is ongeveer een jaar geleden dat ik in Turabdin ben geweest. ܟܝܒܶܗ ܫܰܬܐ ܕܐܰܙܙܝܢܐ ܠܛܘܪܥܰܒܕܝܢ.

    2. kib- ܟܝܒ‍ـ kan in modale zin ook door qodar – qadër ܩܳܕܰܪ – ܩܰܕܷܪ (< qdr ܩܕܪ I) met dezelfde betekenis vervangen worden.

Lo qadër oṯe sidan. Hij kon niet naar ons toe komen. ܠܐ ܩܰܕܷܪ ܐܳܬ݂ܶܐ ܣܝܕܰܢ.
Gëd qudritu zawnitu bayto? Zijn jullie in staat een huis te kopen? ܓܷܕ ܩܘܕܪܝܬܘ ܙܰܘܢܝܬܘ ܒܰܝܬܐ؟
Qay i Marta lo qadiro huyo taxtore? Waarom kon Marta geen doktor worden? ܩܰܝ ܐܝ ܡܰܪܬܰܐ ܠܐ ܩܰܕܝܪܐ ܗܘܝܐ ܬܰܟ݂ܬܳܪܶܐ؟

3. „willen, graag willen“

Het modale werkwoord obac - abëc ܐܳܒܰܥ - ܐܰܒܷܥ (G.18a) komt overeen met Nederlands “willen, graag willen”.

Mën këbcat huyat bu zabno d oṯe? (L.4) Wat wil je (v.) later worden? ܡܷܢ ܟܷܐܒܥܰܬ ܗܘܝܰܬ ܒܘ ܙܰܒܢܐ ܕܐܳܬ݂ܶܐ؟
Ay yolufe këbci yëlfi Surayt. De studenten wilden graag Surayt leren. ܐܰܝ ܝܳܠܘܦܶܐ ܟܷܐܒܥܝ ܝܷܠܦܝ ܣܘܪܰܝܬ.
Këbcono fëhmanne. (L.5) Ik (v.) wilde ze graag begrijpen. ܟܷܐܒܥܳܢܐ ܦܷܗܡܰܢܢܶܗ.
Abicina zayrina i mazracto. We wilden de boerderij bezoeken. ܐܰܒܝܥܝܢܰܐ ܙܰܝܪܝܢܰܐ ܐܝ ܡܰܙܪܰܥܬܐ.
U Aday lo kobac docar lu aṯro. Aday wilde niet naar zijn vaderland terugkeren. ܐܘ ܐܰܕܰܝ ܠܐ ܟܳܐܒܰܥ ܕܳܥܰܪ ܠܘ ܐܰܬ݂ܪܐ.
I Marta bi qamayto abico d ëzza l Iṭalya aw lë Spanya. (L.20) Eerst wilde Marta naar Italië of Spanje. ܐܝ ܡܰܪܬܰܐ ܒܝ ܩܰܡܰܝܬܐ ܐܰܒܝܥܐ ܕܐܷܙܙܰܗ ܠܐܝܛܰܐܠܝܰܐ ܐܰܘ ܠܷܣܦ݁ܰܐܢܝܰܐ.