Grammatica 20 |
a) Werkwoorden met derde zwakke wortelmedeklinker Tot deze werkwoordsklasse worden werkwoorden met y ܝ respectievelijk w ܘ als laatste wortelmedeklinker gerekend. 1. Werkwoorden met y ܝ als derde wortelmedeklinker Bij deze werkwoorden verschijnt de /y/ ܝ in de vervoeging alleen nog in de vrouwelijke vormen van de tegenwoordige tijd en ook van de verleden tijd bij onovergankelijk vervoegde werkwoorden. Daardoor wordt alleen in deze werkwoordsklasse in de tegenwoordige tijd in de 2e persoon ev. tussen mannelijk en vrouwelijk onderscheid gemaakt. Overgankelijk:
Meer voorbeelden: šry ܫܪܝ I: šore - šrele ܫܳܪܶܐ – ܫܪܶܠܶܗ „losmaken, oplossen (overg.)“ mḥy ܡܚܝ I: moḥe - mḥele ܡܳܚܶܐ – ܡܚܶܠܶܗ „slaan“ gly ܓܠܝ I: gole - glele ܓܳܠܶܐ – ܓܠܶܠܶܗ „ontdekken, openbaren“ qry ܩܪܝ I: qore – qrele ܩܳܪܶܐ – ܩܪܶܠܶܗ „lezen, studeren, roepen“ Onovergankelijk:
Opmerking: De vervoegde vormen van de verleden tijd onderscheiden zich van die van de tegenwoordige tijd hoofdzakelijk door een klinker in de eerste lettergreep: in de tegenwoordige tijd /o/ en /a/ in de verleden tijd. Meer voorbeelden: bxy ܒܟ݂ܝ I: boxe - baxi ܒܳܟ݂ܶܐ – ܒܰܟ݂ܝ „huilen“ kly ܟܠܝ I: kole - kali ܟܳܠܶܐ – ܟܰܠܝ „wachten, stil staan“ mṭy ܡܛܝ I: moṭe - maṭi ܡܳܛܶܐ – ܡܰܛܝ „aankomen“ cly ܥܠܝ I: cole - cali ܥܳܠܶܐ – ܥܰܠܝ „opstijgen“ 2. Werkwoorden met w ܘ als derde wortelmedeklinker In tegenstelling tot /y/ ܝ is de /w/ ܘ in de meeste vervoegde vormen nog zichtbaar. Overgankelijk: kṯw ܟܬ݂ܘ (< ktb ܟܬܒ) I: koṯaw - kṯule ܟܳܬ݂ܰܘ - ܟܬ݂ܘܠܶܗ „schrijven“
Meer voorbeelden: gnw I: gonaw – gnule ܓܳܢܰܘ - ܓܢܘܠܶܗ „stelen“ (gnw ܓܢܘ< gnb ܓܢܒ) ḥlw I: ḥolaw - ḥlule ܚܳܠܰܘ - ܚܠܘܠܶܗ „melken“ crw I: coraw - crule ܥܳܪܰܘ - ܥܪܘܠܶܗ „grof zeven“ ḥšw I: ḥošaw - ḥšule ܚܳܫܰܘ - ܚܫܘܠܶܗ „rekenen, denken“ Onovergankelijk: ytw ܝܬܘ (< ytb (ܝܬܒ I: yotaw - yatu ܝܳܬܰܘ - ܝܰܬܘ „zitten“
In de stammen III en IIIp wordt yotaw – yatu ܝܳܬܰܘ - ܝܰܬܘ „zitten“ zoals werkwoorden met eerste zwakke wortelmedeklinker gevormd: III: mawtaw – mawtawle ܡܰܘܬܰܘ – ܡܰܘܬܰܘܠܶܗ „zetten“ IIIp: mitawtaw – mtawtaw ܡܝܬܰܘܬܰܘ – ܡܬܰܘܬܰܘ „gezet worden“ Meer voorbeelden: rkw ܪܟܘ (< rkb ܪܟܒ) I: rokaw - raku ܪܳܟܰܘ - ܪܰܟܘ „zich vestigen, zich settelen“ ḥrw ܚܪܘ (<ḥrb ܚܪܒ) I: ḥoraw - ḥaru ܚܳܪܰܘ - ܚܰܪܘ „verlorgen gaan, verwoest raken“ kyw ܟܝܘ (<kyb ܟܝܒ < kʾb ܟܐܒ) I: koyaw - kayu ܟܳܝܰܘ - ܟܰܝܘ „pijn doen (onoverg.)“ (uitsluitend onpersoonlijk, d.w.z. de 3e persoon!!) qrw ܩܪܘ (<qrb ܩܪܒ) I: qoraw - qaru ܩܳܪܰܘ - ܩܰܪܘ „dichterbij komen, benaderen“
b) Werkwoorden met /l/ ܠ als derde wortelmedeklinker Tot de zwakke werkwoorden behoren ook die met een /l/ ܠ als derde wortelmedeklinker. Deze /l/ ܠ smelt samen met de /l/ ܠ van de L-suffixen (d.w.z. werkwoordsuitgangen met -l) in de verleden tijd en veroorzaakt daardoor veranderingen in de basis, bijv.: šql ܫܩܠ I: šoqal – šqile ܫܳܩܰܠ – ܫܩܝܠܶܗ „nemen, kopen“ vergleiche regelmatig: grš ܓܪܫ I: goraš – grёšle ܓܳܪܰܫ - ܓܪܷܫܠܶܗ „trekken“ qtl ܩܬܠ II: mqatal – mqatele ܡܩܰܬܰܠ - ܡܩܰܬܶܠܶܗ „vechten“ vergleiche regelmatig: zbn II: mzaban – mzabanle ܡܙܰܒܰܢ - ܡܙܰܒܰܢܠܶܗ „verkopen“ šql ܫܩܠ III: mašqal – mašqele ܡܰܫܩܰܠ - ܡܰܫܩܶܠܶܗ „laten kopen“ vergleiche regelmatig: grš ܓܪܫ III: magraš – magrašle ܡܰܓܪܰܫ - ܡܰܓܪܰܫܠܶܗ „laten trekken“ Hier zie je de vervoeging in de eerste stam (I) bijvoorbeeld šqile ܫܩܝܠܶܗ „hij kocht“ in vergelijking tot grёšle ܓܪܷܫܠܶܗ „hij trok“:
Aangezien de werkwoordsuitgang van de verleden tijd voor de 2e en 3e persoon mv. niet met l- ܠ begint, zijn de vormen voor deze personen zoals het sterke werkwoord. In de tegenwoordige tijd en in de passieve stammen verhouden zich deze werkwoorden regelmatig. In de tweede en derde stam (II/III) verdwijnt de /l/ ܠ van de wortel bij het achtervoegen van de Lsuffixen en is de basisklinker niet /a/ maar /e/: qtl ܩܬܠ II: mqatal + le = mqatele „hij vecht“ ܡܩܰܬܰܠ + ܠܶܗ = ܡܩܰܬܶܠܶܗ šql ܫܩܠ III: mašqal + le = mašqele „hij liet kopen“ ܡܰܫܩܰܠ + ܠܶܗ = ܡܰܫܩܶܠܶܗ
De gebiedende wijs is als het sterke werkwoord: šql ܫܩܠ I: ev. šqal! ܫܩܰܠ „koop!” mv. šqalu! ܫܩܰܠܘ „koopt!“ qtl ܩܬܠ II: ev. mqatal! ܡܩܰܬܰܠ „vecht!“ mv. mqatelu! ܡܩܰܬܶܠܘ „vecht!“ šql ܫܩܠ III: ev. mašqal! ܡܰܫܩܰܠ „laat kopen!“ mv. mašqelu! ܡܰܫܩܶܠܘ „laat kopen!“
c) Uitdrukking van modaliteit Modaliteit wordt uitgedrukt door middel van onveranderlijke modale hulppartikels en onpersoonlijke modale hulpwerkwoorden gevolgd door het hoofdwerkwoord. Het hoofdwerkwoord volgt direct met of zonder het partikel /d/ ܕ en staat in de aanvoegende wijs (subjunctief), d.w.z. in de basisvorm van de tegenwoordige tijd: 1. „moeten, zouden moeten“ De onpersoonlijke werkwoordsvormen këbce ܟܷܒܥܶܐ en kobac ܟܳܐܒܰܥ worden gebruikt om dezelfde modaliteit uit te drukken als de Nederlandse werkwoorden “moeten” en “zouden moeten”. Voorbeelden:
Op dezelfde plek kunnen ook lazëm ܠܰܙܷܡ of kolozam ܟܳܠܳܙܰܡ respectivelijk majbur ܡܰܔܒܘܪ staan:
Ter versterking kunnen de modale partikels lazëm ܠܰܙܷܡ en majbur ܡܰܔܒܘܪ met de copula 3ev. worden samengevoegd:
De verleden tijdsvorm van de copula 3ev. plaatst de gebeurtenis in de verleden tijd:
Aangezien de onpersoonlijke, 3m. ev. vorm kolozam ܟܳܠܳܙܰܡ is afgeleid van het werkwoord lozam - lazëm ܠܳܙܰܡ - ܠܰܙܷܡ „nodig zijn“ in de tegenwoordige tijd, drukt de overeenkomstige onvoltooid verleden tijdsvorm de voortdurende toestand in het verleden uit lozamwa ܠܳܙܰܡܘܰܐ:
2. „kunnen, mogen“ In tegenstelling tot het Nederlands is hij geen onderscheid tussen “kunnen” (mogelijkheid) en “mogen” (toestemming). Voor beide wordt kib- ܟܝܒـ gebruikt voorzien van achtervoegsels. Bij de vervoeging gedraagt kib- ܟܝܒـ zich als het voorzetsel b- (G.11b). ln het meervoud van de 2e en 3e persoon verandert kib- ܟܝܒـ in këp- ܟܷܦ݁ـ. De ontkenning van kib- ܟܝܒـ luidt layb- ܠܰܝܒـ en gedraagt zich in de vervoeging vergelijkbaar met kib- ܟܝܒـ. In dezelfde vormen verandert layb- ܠܰܝܒـ in lap- ܠܰܦ݁ـ. kib- ܟܝܒـ „kunnen“ en layb- ܠܰܝܒـ „niet kunnen“ in de tegenwoordige tijd
De verleden tijdsvormen worden gevormd op basis van këp- ܟܷܦ݁ـ voor „kunnen“ en lap- ܠܰܦ݁ـ „niet kunnen“ gevolgd door -way- ܘܰܝـ (2mv/3mv. –wa- ܘܰ, vgl. G.12c) en de L-suffixen (G.8a).
Voorbeelden:
Opmerkingen:
Voorbeelden:
2. kib- ܟܝܒـ kan in modale zin ook door qodar – qadër ܩܳܕܰܪ – ܩܰܕܷܪ (< qdr ܩܕܪ I) met dezelfde betekenis vervangen worden.
3. „willen, graag willen“ Het modale werkwoord obac - abëc ܐܳܒܰܥ - ܐܰܒܷܥ (G.18a) komt overeen met Nederlands “willen, graag willen”.
|