The editing screen requires at least 450 pixels of horizontal space. Please rotate your device or use one with a bigger screen.

Grammatica 10

a) De tweede naamval (genitief)

De tweede naamval bestaat uit twee zelfstandige naamwoorden welke verbonden worden door het genitief deel /d/:

kilo d tene een kilo vijgen ܟܝܠܐ ܕܬܶܢܶܐ
šušaye d ḥamro een fles wijn ܫܘܫܰܝܶܐ ܕܚܰܡܪܐ
koso d bira een glas bier ܟܳܣܐ ܕܒܝܪܰܐ
yawmo d mawlodo verjaardag ܝܰܘܡܐ ܕܡܰܘܠܳܕܐ
Wanneer een deel van de verbinding een lidwoord heeft, moet er aan het tweede deel van de verbinding ook één worden toegekend. De tweede naamval kan in het Nederlands vaak met een woordconstructie worden weergegeven:
u šqolo du waxam de boodschappen doen ܐܘ ܫܩܳܠܐ ܕܘ ܘܰܟ݂ܰܡ
i luḥo du šqolo de boodschappenlijst ܐܝ ܠܘܚܐ ܕܘ ܫܩܳܠܐ
i dukano daj jule de kledingswinkel , de kledingszaak ܐܝ ܕܘܟܰܢܐ ܕܰܔ ܔܘܠܶܐ
Indien het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat een achtervoegsel aanneemt van de beperkte reeks van bezittelijke voornaamwoorden (zie Grammatica 5A, 2), dan kan er in een bepaalde genitiefverbinding een bezittelijk voornaamwoord worden gebruikt. In dit geval wordt alleen het tweede deel van de verbinding voorzien van een lidwoord:
falga di šato de helft van het jaar ܦܰܠܓܰܗ ܕܝ ܫܰܬܐ
yawme du mawlodo de verjaardag) ܝܰܘܡܶܗ ܕܘ ܡܰܘܠܳܕܐ
ëšme du kalbo de naam van de hond ܐܷܫܡܶܗ ܕܘ ܟܰܠܒܐ
In deze bepaalde constructie kan ook het tweede deel van de verbinding, waar mogelijk, in plaats van het lidwoord een achtervoegsel van het bezittelijk voornaamwoord worden gebruikt:
abre d cammi mijn neef, de zoon van mijn oom (vaderskant) ܐܰܒܪܶܗ ܕܥܰܡܡܝ
barṯa d camṯe zijn nicht, de dochter van zijn tante (moederskant) ܒܰܪܬ݂ܰܗ ܕܥܰܡܬ݂ܶܗ
bayte d babux het huis van je (m.) vader ܒܰܝܬܶܗ ܕܒܰܒܘܟ݂
ḥoṯa d eman de zus van onze moeder ܚܳܬ݂ܰܗ ܕܐܶܡܰܢ
Enkele vaste uitdrukkingen met een genitiefverbinding zijn:
falge d yawmo ´s middags ܦܰܠܓܶܗ ܕܝܰܘܡܐ
falge d lalyo middernacht ܦܰܠܓܶܗ ܕܠܰܠܝܐ
yawme d ḥušabo zondag ܝܰܘܡܶܗ ܕܚܘܫܰܒܐ
yawme d arbco woensdag ܝܰܘܡܶܗ ܕܐܰܪܒܥܐ
riša di šato oudejaarsavond ܪܝܫܰܗ ܕܝ ܫܰܬܐ

b) Het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord wordt in de basis als diḏ- ܕܝܕ݂ـ in combinatie met een achtervoegsel uit de beperkte reeks (zie Grammatica 5a, 2) gevormd:

  Enkelvoud Meervoud
1e Persoon diḏi mijn ܕܝܕ݂ܝ diḏan ons, onze ܕܝܕ݂ܰܢ
2e Persoon diḏux jouw (m.) ܕܝܕ݂ܘܟ݂ dëṯxu jullie ܕܷܬ݂ܟ݂ܘ
diḏax jouw (v.) ܕܝܕ݂ܰܟ
3e Persoon diḏe zijn ܕܝܕ݂ܶܗ dëṯṯe hun ܕܷܬ݂ܬ݂ܶܗ
diḏa haar ܕܝܕ݂ܰܗ
Voorbeelden:
aḥ ḥaqloṯani diḏan ne deze velden zijn van ons ܐܰܚ ܚܰܩܠܳܬ݂ܰܢܝ ܕܝܕ݂ܰܢ ܢܶܐ
koḥozina ḥawrone me diḏan wij zien vrienden van ons ܟܳܚܳܙܝܢܰܐ ܚܰܘܪܳܢܶܐ ܡܶܐ ܕܝܕ݂ܰܢ
makinat modern xud dëṯxu moderne machines zoals die van jullie ܡܰܟܝܢܰܬ ܡܳܕܶܪܢ ܟ݂ܘܕ ܕܷܬ݂ܟ݂ܘ