Grammatica 18 |
a) Werkwoorden met eerste zwakke wortelmedeklinker 1. Werkwoorden met /ʾ/ (Olaf ܐ) als eerste wortelmedeklinker De Olaf ܐ blijft als eerste wortelmedeklinker in het Syrische schrift na het presensvoorvoegsel k- ܟـ (G.17a) en na het ontkenningspartikel lo (G.16b) respectievelijk l- (G.22e) behouden: lišono Almanoyo lëḏciwa ܠܝܫܳܢܐ ܐܰܠܡܰܢܳܝܐ ܠܷܐܕ݂ܥܝܘܰܐ “ze kenden geen Duits”. ʾbc ܐܒܥ I (< bʿy ܒܥܝ): obac – abёc ܐܳܒܰܥ – ܐܰܒܷܥ „willen“
ʾḏc ܐܕ݂ܥ (< ydʿ ܝܕܥ) I: oḏac – aḏёc ܐܳܕ݂ܰܥ – ܐܰܕ݂ܷܥ „weten“
Bij werkwoorden met /ʾ/ (Olaf ܐ) als eerste wortelmedeklinker in de tweede stam (II) wordt de glottisslag gerealiseerd (zoals in het Nederlands beamen): ʾmr ܐܡܪ II: mʾamar - mʾamarle ܡܐܰܡܰܪ – ܡܐܰܡܰܪܠܶܗ „bevelen“, ʾṯr ܐܬ݂ܪ II: mʾaṯar - mʾaṯarle ܡܐܰܬ݂ܰܪ – ܡܐܰܬ݂ܰܪܠܶܗ „beïnvloeden“. In het Latijnschrift is hij geen gangbare letter voor deze glottisslag. Deze vormen worden daarom als mamar – mamarle en maṯar - maṯarle geschreven. Zie sectie 4 voor derde stam (III). 2. Werkwoorden met /y/ ܝ als eerste wortelmedeklinker De onvergankelijke werkwoorden van deze categorie zijn in de eerste stam (I) regelmäßig (G.8a): ylf ܝܠܦ I: yolaf – yalёf ܝܳܠܰܦ – ܝܰܠܷܦ „leren“. De overgankelijke werkwoorden volgen in de tegenwoordige tijd het paradigma van de sterke werkwoorden. In de verleden tijd hebben ze een i- aan het begin, dat wij in het Syrische schrift met ܐܝ spellen: ynq ܝܢܩ I: yonaq – inёqle ܝܳܢܰܩ – ܐܝܢܷܩܠܶܗ „zogen (melk)“
Evenzo wordt yoraṯ - irëṯle ܝܳܪܰܬ݂ – ܐܝܪܷܬ݂ܠܶܗ „erven“ verbogen. In de tweede stam (II) worden alle werkwoorden met /y/ ܝ als eerste wortelmedeklinker vervoegd zoals de sterke werkwoorden: yqr ܝܩܪ II: myaqar – myaqarle ܡܝܰܩܰܪ – ܡܝܰܩܰܪܠܶܗ „eren, respecteren“ Zie sectie 4 voor derde stam (III). 3. Werkwoorden met /w/ܘ als eerste wortelmedeklinker werkwoorden met /w/ܘ als eerste wortelmedeklinker komen in de eerste stam (I) niet voor. In de tweede stam (II) zijn ze als sterke werkwoorden: wṣf ܘܨܦ II: mwaṣaf - mwaṣafle ܡܘܰܨܰܦ – ܡܘܰܨܰܦܠܶܗ „loven; beschrijven“ wbx ܘܒܟ݂ II: mwabax – mwabaxle ܡܘܰܒܰܟ݂ – ܡܘܰܒܰܟ݂ܠܶܗ „waarschuwen“ Zie sectie 4 voor derde stam (III). 4. De stammen III en IIIp: De werkwoorden met zwakke eerste wortelmedeklinker In deze stammen worden alle werkwoorden met zwakke eerste wortelmedeklinker hetzelfde behandeld. De zwakke wortelmedeklinker is overal herkenbaar als de /w/ ܘ: ʾkl ܐܟܠ III: mawkal – mawkele ܡܰܘܟܰܠ – ܡܰܘܟܶܠܶܗ „voeden, verzorgen“ IIIp: mitawkal – mtawkal ܡܝܬܰܘܟܰܠ – ܡܬܰܘܟܰܠ „gegeten worden“ ylf ܝܠܦ III: mawlaf – mawlafle ܡܰܘܠܰܦ – ܡܰܘܠܰܦܠܶܗ „onderwijzen“ IIIp: mitawlaf – mtawlaf ܡܝܬܰܘܠܰܦ – ܡܬܰܘܠܰܦ „onderwezen worden“ ʾḏc ܐܕ݂ܥ III: mawḏac - mawḏacle ܡܰܘܕ݂ܰܥ – ܡܰܘܕ݂ܰܥܠܶܗ „informeren“ IIIp: mitawḏac - mtawḏac ܡܝܬܰܘܕ݂ܰܥ – ܡܬܰܘܕ݂ܰܥ „bekend gemaakt worden“ Ook het anders sterke werkwoord nfq ܢܦܩI: nofaq – nafёq ܢܳܦܰܩ – ܢܰܦܷܩ “weggaan, vertrekken uit” gedraagt zich in de stammen III en IIIp als een zwak werkwoord. De /n/ ܢـvan de wortel verdwijnt en het werkwoord wordt als de werkwoorden met zwakke eerste medeklinker vervoegd: nfq ܢܦܩ III: mawfaq – mawfaqle ܡܰܘܦܰܩ – ܡܰܘܦܰܩܠܶܗ „wegbrengen, verdrijven“ (in plaats van manfaq – manfaqle ܡܰܢܦܰܩ – ܡܰܢܦܰܩܠܶܗ) IIIp: mitawfaq – mtawfaq ܡܝܬܰܘܦܰܩ – ܡܬܰܘܦܰܩ „herausgebracht worden, verdreven worden“ (in plaats van mitanfaq – mtanfaq ܡܝܬܰܢܦܰܩ – ܡܬܰܢܦܰܩ) De tweeklank /aw/ ܰܘ in de vormen van de derde stam (III) kan optioneel in een /o/ vereenvoudigd worden: mokal ܡܳܟܰܠ (in plaats van mawkal ܡܰܘܟܰܠ), molaf ܡܳܠܰܦ (in plaats van mawlaf ܡܰܘܠܰܦ), moḏac ܡܳܕ݂ܰܥ (in plaats van mawḏac ܡܰܘܕ݂ܰܥ).
b) Bijwoorden van tijd en van plaats 1. Bijwoorden van tijd De meest voorkomende bijwoorden van tijd zijn onder andere:
Veel bijvoeglijk naamwoorden kunnen als bijwoorden worden gebruikt:
Een paar bijwoorden van tijd worden met het voorvoegsel ad- ܐܰܕ..., waar altijd de klemtoon op ligt, gevormd. Deze drukken tijdaanduidingen uit met betrekking tot het heden:
Tot deze bijwoorden kan men ook annaqla ܐܰܢܢܰܩܠܰܐ “nu” rekenen waarbij de klemtoon evenzo op de eerste lettergreep valt. De volgende tijdsbijwoorden hebben de meervoudsuitgang -awoṯe:
2. Bijwoorden van plaats De plaatsbijwoorden zijn als volgt:
3. Overige bijwoorden Naast de hierboven genoemde bijwoorden van tijd en plaats zijn hij nog andere bijwoorden (waaronder die van aard, wijze en reden):
4. Voorbeelden voor het gebruik de bijwoorden
c) Onbepaaldheid Het bepaalde lidwoord werd al in G.3a geïntroduceerd. Het zeflstandig naamwoord zonder lidwoord is onbepaald, bijv. kṯowo ܟܬ݂ܳܘܐ “boek, een boek” tegenover u kṯowo ܐܘ ܟܬ݂ܳܘܐ “het boek”. in het enkelvoud kan de onbepaaldheid gewoonlijks door het telwoord “een” m. ḥa ܚܰܐ, v. ḥḏo ܚܕ݂ܐ gemarkeerd worden.
Voorbeelden:
|