a) De bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord heeft twee vormen; een zelfstandige vorm (zie grammatica les 10) en een achtervoegsel, dat toegevoegd wordt aan het zelfstandig naamwoord. De achtergevoegde vorm van het bezittelijk voornaamwoord heeft twee reeksen: een algemene en een beperkte. De beperkte reeks wordt voornamelijk gebruikt voor verwantschapsrelaties en lichaamsdelen.
1. Het bezittelijk voornaamwoord
De algemene vorm heeft de volgende achtervoegsels:
Deze achtervoegsels worden toegevoegd aan het uitgangsloze zelfstandig naamwoord dat altijd met een lidwoord begint:
2. De beperkte reeks
Deze reeks is beperkt tot verwantschapsrelaties en lichaamsdelen. Hier komen een aantal uitzonderingen bij zoals xabro ܟ݂ܰܒܪܐ „woord“, ëšmo ܐܷܫܡܐ „naam“, šuġlo ܫܘܓ݂ܠܐ „werk“, cëmro ܥܷܡܪܐ „leeftijd“. Deze zelfstandige naamwoorden kunnen ook door de algemene achtervoegselreeks worden vervoegd.
De beperkte reeks heeft de volgende achtervoegsels:
Het achtervoegsel van de 1e persoon meervoud -an ـܰܢ heeft de variant -ayna ـܰܝܢܰܐ. De achtervoegsels van de beperkte reeks in de 1e persoon meervoud worden achter het zelfstandig naamwoord gevoegd, ëšmo ܐܷܫܡܐ „naam“:
Ook hier moet het achtervoegsel aan het uitgangsloze zelfstandig naamwoord worden toegevoegd, maar hierbij mag geen lidwoord worden gebruikt:
b) De aanwijzende voornaamwoorden
De aanwijzende voornaamwoorden hebben twee vormen ; een zelfstandige vorm en een bijgevoegde vorm (achtervoegsel).
1. De zelfstandige aanwijzende voornaamwoorden
Voorbeelden:
2. De achtervoegsels van de aanwijzende voornaamwoorden
Net als bij de algemene reeks van de achtervoegsels bij de bezittelijke voornaamwoorden, worden de achtervoegsels van de aanwijzende voornaamwoorden ook toegevoegd aan het zelfstandig naamwoord. Het zelfstandig naamwoord is hierbij altijd voorzien van een lidwoord.
Voorbeelden:
|