Cultuur 12 |
De inwoners van Turabdin waren voornamelijk boeren en leefden van hun eigen (oogst) voedingsmiddelen. De boeren bezaten velden van verschillende afmetingen die zich niet per sé rondom het woonhuis bevonden. Dikwijls lagen deze velden ver buiten het dorp. Met name verschillende soorten granen, meloenen, komkommers, kikkererwten en linzen werden verbouwd. Bovendien had elke familie ook nog zijn eigen wijngaard. Naast wijn en sterke drank werd er uit de wijndruiven ook bijvoorbeeld druivensiroop, rozijnen en andere lekkernijen zoals coliqe, bastiq en ḥalile gemaakt. Als de familie de gehele arbeid niet meer kon bolwerken, werden er ook seizoenswerkers aangenomen als hulp. De overtollige producten werden op de markt verkocht of tegen andere goederen geruild. Vrouwen maakten ook yoghurt en kaas welke vaak werden verkocht op de markt in de naburige stad. Het was gebruikelijk dat de dorpsbewoners naar de omliggende steden in Turabdin gingen om daar de nodige inkopen te doen. Een gezegde met betrekking tot het waarschuwen om geen keuze te maken bij verkeerde timing luidt: Tërto me margo lo šuqlat w kalo me mëštuṯo lo ṭëlbat „koop geen koe op het weiland en zoek geen bruid uit op een bruiloft“. Dit betekent dat men, in beide gevallen, alleen de beste kanten ziet van hetgeen men wil kopen of hebben. |