The editing screen requires at least 450 pixels of horizontal space. Please rotate your device or use one with a bigger screen.
a) De tweede naamval (genitief)
De tweede naamval bestaat uit twee zelfstandige naamwoorden welke verbonden worden door het genitief deel /d/:
Wanneer een deel van de verbinding een lidwoord heeft, moet er aan het tweede deel van de verbinding ook één worden toegekend. De tweede naamval kan in het Nederlands vaak met een woordconstructie worden weergegeven:
Indien het eerste deel een zelfstandig naamwoord is dat een achtervoegsel aanneemt van de beperkte reeks van bezittelijke voornaamwoorden (zie Grammatica 5A, 2), dan kan er in een bepaalde genitiefverbinding een bezittelijk voornaamwoord worden gebruikt. In dit geval wordt alleen het tweede deel van de verbinding voorzien van een lidwoord:
In deze bepaalde constructie kan ook het tweede deel van de verbinding, waar mogelijk, in plaats van het lidwoord een achtervoegsel van het bezittelijk voornaamwoord worden gebruikt:
Enkele vaste uitdrukkingen met een genitiefverbinding zijn:
b) Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord wordt in de basis als diḏ- ܕܝܕ݂ـ in combinatie met een achtervoegsel uit de beperkte reeks (zie Grammatica 5a, 2) gevormd:
Voorbeelden:
|