ܣܘ ܬܰܟ݂ܬܳܪ |
Su Taxtor | |
B ḥa yawmo bëṯër mu cwodo aṯi u Aday lu bayto. | Op een dag kwam Aday thuis van zijn werk. |
“Šlomo, ḥabёbto!” mërle u Aday li Saro. | “Hallo schat!” zei Aday tegen Saro. |
I Saro b lebo twiroyo mërla, “b šayno!”. | Saro antwoordde verdrietig: “Hallo!” |
“Qay? Mën kit? kul mede ṭawwo yo?” mšayele u Aday. | “Waarom, wat is er aan de hand, is alles goed?” vroeg Aday. |
“Mayko këḏcono,“ mërla i Saro. ”I aṯto d aḥuni Abrohёm, i Šušan, mtalfanla me Mëḏyaḏ w mërla ‘aḥunax kayiwo yo!’” | “Wat weet ik?” zei Saro. “De vrouw van mijn broer Abrohёm, Šušan, belde vanuit Midyat en zei tegen mij, ‚je broer is ziek!” |
U Aday mërle, “hano latyo ṭebo mafaṣḥono. Elo bu ḥaylo d Aloho latyo mede yaquro. | Aday zei: “Dat is geen blijde boodschap. Er is hopelijk niets aan de hand. |
Kowe d howe mede xayifo. Lo mëḥzonat, tax mtalfnina, ḥozina mën këtle.” | Het is mogelijk dat het iets lichts is. Wees niet getreurd. Laat ons bellen en kijken wat hij heeft.” |
ܣܘ ܬܰܟ݂ܬܳܪ |
Su Taxtor | Bij de dokter |
Qayëm u Aday komtalfan l Mëḏyaḏ w komšayal cal u barёḥmayḏe. | Dan belt Aday naar Mëḏyaḏ en vraagt naar zijn zwager. |
I aṯto du barёḥmayḏe këmmo: “Aṯmël mqawmo cal u Abrohëm. | De vrouw van zijn zwager zegt: “Gisteren brak de ziekte bij Abrohёm uit. |
Hiye mërle li: ‘Ašër komaḥësno b ruḥi d latno ṭawwo, riši konoqar, lebi komigawlac, këtli ḥëmto w gušmi kule komarcal.’ | Hij zei tegen mij, ‚ik voel me niet goed, ik heb hoofdpijn, ik ben misselijk, ik heb koorts en mijn hele lichaam rilt.” |
‘E, d howe hawxa kobac d ëzzux lu taxtor,’ mërli le. | ‚Als dat zo is, dan moet je naar de dokter gaan,” zei ik tegen hem. |
“E hawxa. Bëṯër me falge d yawmo mtawbal lu taxtor. Hiw ele darmone, ḥappoṯe w šërub. | Wel, zo was het. In de middag werd hij naar de dokter gebracht. Er werd hem medicijnen, tabletten en siroop voorgeschreven. |
Mir ele, ‘kolozam mëṯnoḥat. iḏa me ucdo l šabṯo lo nayëḥle, kolozam mitadacar naqla ḥreto lu taxtor.’ | Er werd hem gezegd: ‚Je moet rusten! Als het binnen een week niet beter gaat met je, dan moet je nogmaals naar de dokter worden gebracht.” |
Kale ucdo bu bayto mžido cal u taxt.” | Nu ligt hij thuis in bed.” |
”Kibi mëjġalno acme?” Mërle u Aday. “E, e.”. | “Kan ik hem spreken?” vroeg Aday. “Ja, vanzelfsprekend!” |
“Šlomo Abrohëm, aydarbo hat?” | “Hallo Abrohёm, hoe gaat het met je?” |
“Tawdi ġalabe Aday, kala i Šušan maḥkela be mën hawi acmi,” Komar u Abrohëm. | Abrohёm antwoordde: “Heel erg bedankt, Aday, Šušan heeft je reeds verteld wat er met me is gebeurd.”. |
“Hway moro l ruḥux w Aloho obe lux ḥulmono ṭawwo”, Komar u Aday. | Aday zei: “Let op je gezondheid, beterschap!” |
Bëṯër b šabto i Saro mtalfanla naqla ḥreto l be Abrohёm. Mšayela i aṯto du aḥunayḏa, be aydarbo hawi u Abrohëm? | Na een week belde Saro nogmaals naar Abrohёm. Ze informeerde bij de vrouw van haar broer hoe het met Abrohёm ging. |
I Šušan mërla: “haymën heš hawxa yo. Aṯmël mtawbal naqla ḥreto lu taxtor.” “E, mën mir ele?” Mërla i Saro. | Šušan zei: “Geloof mij, (zijn toestand is) onveranderd. Gisteren werd hij nogmaals naar de dokter gebracht.” “Wel, wat is hem gezegd?” vroeg Saro. |
“Bëṯër me dë mcayan ṭawwo, mḥawal lab beṯ krihe.” mërla i Šušan. | Šušan antwoordde: “Nadat hij grondig was onderzocht is hij overgeplaatst naar het ziekenhuis. |
“Tamo mir ele ‘kit kefe bak kulyoṯayḏux! Kobac fayšat adlalyo harke d ḥozina ramḥël mën kiban saymina lux.’ | Daar werd hem gezegd: ‚Je hebt nierstenen. Je moet hier vannacht blijven en morgen gaan we kijken wat we voor je kunnen doen.” |
Bëṯër aṯyo camšira w mawbela u Abrohëm acma l qelayto ḥreto. Damëx bramšël bab beṯ krihe. | Daarna kwam een verpleegster en nam Abrohёm naar een andere kamer. Hij heeft gisteren de nacht doorgebracht in het ziekenhuis. |
Adṣafro aṯi u taxtor side w mërle le: ‘Gëd obeno lux ḥappoṯe, miḏe d komašërno baḥ ḥappoṯani ak kulyoṯayḏux gёd howën ṭawtër.’ | Vanmorgen kwam de dokter bij hem en zei: “Ik ga je tabletten voorschrijven want ik geloof dat het beter zal gaan met je nieren met deze tabletten.” |
E hawxa, mëdlan aḥ ḥappoṯe w dacirina lu bayto”. | Zo hebben we de tabletten meegenomen en zijn we teruggekeerd naar huis.” |
“Kibi mëjġolono acme?” Mërla i Saro. | Saro vroeg: “Kan ik met hem spreken?” |
“E, kale mëdlax yo.” | “Ja, hier heb je hem!” |
“Aydarbo hat kako?” | “Hoe gaat het met je broer?” |
“Tawdi ġalabe, hedi hedi koweno ṭawtër,” mërle u Abrohëm. | “Heel erg bedankt, langzaamaan gaat het beter met mij,” antwoordde Abrohёm. |
“Ġalabe ṭawwo,” mërla i Saro,” ḥulmono ṭawwo. Fëš bë šlomo”. | “Gelukkig!” zei Saro verheugd. “Beterschap en tot ziens (ga in vrede)!” |