The editing screen requires at least 450 pixels of horizontal space. Please rotate your device or use one with a bigger screen.

Grammatica 24

a) Directe vraagzinnen

1. Directe vraagzinnen met vragend voornaamwoord

Directe vraagzinnen worden overwegend door een vragend voornaamwoord ingeleid. Er zijn vragend voornaamwoorden met en zonder voorzetsel.

1) Vragend voornaamwoorden zonder voorzetsel

De belangrijkste vragend voornaamwoorden zijn:

1. aydarbo hoe? ܐܰܝܕܰܪܒܐ
2. ayko waar? ܐܰܝܟܐ
3. ayna welk(e)? ܐܰܝܢܰܐ
4. ema wanneer? ܐܶܡܰܐ
5. kmo / mëqqa hoeveel? ܟܡܐ / ܡܷܩܩܰܐ
6. man wie? ܡܰܢ
7. mën wat? ܡܷܢ
8. qay waarom? ܩܰܝ

Voorbeelden voor het gebruik van de overige vragend voornaamwoorden in directe vraagzinnen:

1.

Aydarbo hat? Hoe gaat het met jou? ܐܰܝܕܰܪܒܐ ܗܰܬ؟
Aydarbo këzzux li madrašto? Hoe doe (let. ga) je (m.) het op school? ܐܰܝܕܰܪܒܐ ܟܷܐܙܙܘܟ݂ ܠܝ ܡܰܕܪܰܫܬܐ؟

2.

Ayko fayišat? Waar ben je gebleven? ܐܰܝܟܐ ܦܰܝـܝܫܰܬ؟
Ayko koquryo i Maryam? Waar studeert Maryam? ܐܰܝܟܐ ܟܳܩܘܪܝܐ ܐܝ ܡܰܪܝܰܡ؟

3.

Ayna yo aḥunax? Welke is jouw (v.) broer? ܐܰܝܢܰܐ ܝܐ ܐܰܚܘܢܰܟ݂؟
Ayna zmarto korëḥmi ac clayme? Welk lied vinden de jongeren leuk? ܐܰܝܢܰܐ ܙܡܰܪܬܐ ܟܳܪܷܚܡܝ ܐܰܥ ܥܠܰܝܡܶܐ؟

4.

Ema gëd oṯat sidan? Wanneer kom je (m.) naar ons? ܐܶܡܰܐ ܓܷܕ ܐܳܬ݂ܰܬ ܣܝܕܰܢ؟
Ema yo u muroyo? Wanneer is het spel? ܐܶܡܰܐ ܝܐ ܐܘ ܡܘܪܳܝܐ؟

5.

Kmo ëšne hawëlxu b Almanya? Hoeveel jaar zijn jullie al in Duitsland? ܟܡܐ ܐܷܫܢܶܐ ܗܰܘܷܠܟ݂ܘ ܒܐܰܠܡܰܐܢܝܐ؟
Kmo kore mšaḥlaflax u password adšato? Hoe vaak heb je (v.) dit jaar je wachtwoord veranderd? ܟܡܐ ܟܳܪܶܐ ܡܫܰܚܠܰܦܠܰܟ݂ ܐܘ ܦ݁ܰܣܘܳܪܕ ܐܰܕܫܰܬܐ؟
Mëqqa yo u ṭimo du bërġël? Hoeveel kost de bulgur? ܡܷܩܩܰܐ ܝܐ ܐܘ ܛܝܡܐ ܕܘ ܒܷܪܓ݂ܷܠ؟
Mëqqa zabno këtlux? Hoeveel tijd heb je (m.)? ܡܷܩܩܰܐ ܙܰܒܢܐ ܟܷܬܠܘܟ݂؟

Opmerking:

In vragen met telbare zelfstandig naamwoorden in het meervoud wordt “hoeveel” door kmo ܟܡܐ en in vragen met niet telbare zelfstandig naamwoorden door mëqqa ܡܷܩܩܰܐ uitgedrukt. Dit onderscheid is vergelijkbaar met how much (=mëqqa ܡܷܩܩܰܐ) en how many (=kmo ܟܡܐ) in het Engels.

6.

Man hat? Wie ben je? ܡܰܢ ܗܰܬ؟
Man yo u Yacqub? Wie is Jakob? ܡܰܢ ܝܐ ܐܘ ܝܰܥܩܘܒ؟

7.

Mën kosaymat? Wat doe je? ܡܷܢ ܟܳܣܰܝܡܰܬ؟
Mën koquryo i Maryam? Wat studeert Maryam? ܡܷܢ ܟܳܩܘܪܝܐ ܐܝ ܡܰܪܝܰܡ؟

8.

Qay komšaylat? Waarom vraag je dat? ܩܰܝ ܟܳܡܫܰܝܠܰܬ؟
Qay këbcat yëlfat Surayt? Waarom wil je graag Surayt leren? ܩܰܝ ܟܷܐܒܥܰܬ ܝܷܠܦܰܬ ܣܘܪܰܝܬ؟

Opmerking:

Bij vraagzinnen met copula (G.4b; G.12a), hoe bijv.: Man yo u Yacqub? ܡܰܢ ܝܐ ܐܘ ܝܰܥܩܘܒ؟ „Wie is Jakob?“ volgt deze direct op het vragend voornaamwoord, zoals uit de bovenstaande voorbeelden is op te maken.

2) Vragend voornaamwoorden met voorzetsel

Samen met de voorzetsels b ܒـ „in“, l ܠـ „voor, tot, aan, naar“, m ܡـ „van, uit“ en cal ܥܰܠ „op, over“ worden uit de bovengenoemde primaire vragend voornaamwoorden samengestelde vragend voornaamwoorden gevormd. De meest voorkomende zijn:

layko (<l+ayko) waarheen? ܠܰܝܟܐ (ܠـ + ܐܰܝܟܐ)
mayko (<m+ayko) waar vandaan? waarvan? waarom? ܡܰܝܟܐ (ܡـ + ܐܰܝܟܐ)
b ayna in welk(e)? ܒܐܰܝܢܰܐ
l ayna voor/aan/naar welk(e)? ܠܐܰܝܢܰܐ
m ayna van/uit welk(e)? ܡܐܰܝܢܰܐ
l ema tot wanneer? ܠܐܶܡܰܐ
m ema sinds wanneer? ܡܐܶܡܰܐ
l man voor/aan/naar wie? ܠܡܰܢ
me man van/uit wie? ܡܶܐ ܡܰܢ
b mën waarin? waarmee? ܒܡܷܢ
cal mën waarover? waarop? ܥܰܠ ܡܷܢ
l mën waartoe? voor wat? ܠܡܷܢ

Voorbeelden:

Layko gëd ëzza? Waar gaat ze heen? ܠܰܝܟܐ ܓܷܕ ܐܷܙܙܰܗ
Layko azzën b ceḏo zcuro? Waar zijn ze met kerst naartoe geweest? ܠܰܝܟܐ ܐܰܙܙܷܢ ܒܥܶܕ݂ܐ ܙܥܘܪܐ؟
Mayko koṯat? Waar kom je (m.) vandaan? ܡܰܝܟܐ ܟܳܐܬ݂ܰܬ؟
Mayko këḏcole? Waarvan ken je hem? ܡܰܝܟܐ ܟܷܐܕ݂ܥܳܠܶܗ؟

Opmerking:

De vragend voornaamwoorden layko ܠܰܝܟܐ en mayko ܡܰܝܟܐ zijn zogenaamd gelexicaliseerd en worden daarom aan elkaar geschreven. 

B ayna šato maxlaṣlux i madrašto? In welk jaar heb je (m.) je school afgemaakt? ܒܐܰܝܢܰܐ ܫܰܬܐ ܡܰܟ݂ܠܰܨܠܘܟ݂ ܐܝ ܡܰܕܪܰܫܬܐ؟
L ayna beṯṣawbo d Berlin këzza i Marta? Naar welke Berlijnse universiteit gaat Marta? ܠܐܰܝܢܰܐ ܒܶܝܬ݂ܨܰܘܒܐ ܕܒܶܪܠܝܢ ܟܷܐܙܙܰܗ ܐܝ ܡܰܪܬܰܐ؟
M ayna mḏito koṯe u Aday? Uit welke stad komt Aday? ܡܐܰܝܢܰܐ ܡܕ݂ܝܬܐ ܟܳܐܬ݂ܶܐ ܐܘ ܐܰܕܰܝ؟
L ema gëd fayšat bu Swed? Tot wanneer blijf je in Zweden? ܠܐܶܡܰܐ ܓܷܕ ܦܰܝܫܰܬ ܒܘ ܣܘܶܕ؟
M ema koyëlfat Surayt? Sinds wanneer leer je Surayt? ܡܐܶܡܰܐ ܟܳܝܷܠܦܰܬ ܣܘܪܰܝܬ؟

Opmerking:

Het vragend voornaamwoord l ema ܠܐܶܡܰܐ „tot wanneer?“ kan door het voorzetsel hul ܗܘܠ „bis“ ervoor te zetten zonder betekenisverschil tot hul l ema ܗܘܠ ܠܐܶܡܰܐ verlengd worden: Hul l ema fayiši bu Swed? ܗܘܠ ܠܐܶܡܰܐ ܦܰܝـܝܫܝ ܒܘ ܣܘܶܕ؟ „Tot wanneer blijven ze in Zweden?“

L man šqila i Saro dёšne? Voor wie kocht Saro cadeaus? ܠܡܰܢ ܫܩܝܠܰܗ ܐܝ ܣܰܪܐ ܕܷܫܢܶܐ؟
Me man aṯi u ṭebano? Van wie kwam dit bericht? ܡܶܐ ܡܰܢ ܐܰܬ݂ܝ ܐܘ ܛܶܒܰܢܐ؟
B mën azzax lu cwodo? Waarmee ben je (v.) naar je werk gegaan? ܒܡܷܢ ܐܰܙܙܰܟ݂ ܠܘ ܥܘܳܕܐ؟
Cal mën aṯyo l Berlin? Waarvoor is ze naar Berlin gekomen? ܥܰܠ ܡܷܢ ܐܰܬ݂ܝܐ ܠܒܶܪܠܝܢ؟
L mën mtalfanle u Aday lu Swed? Voor wie belde Aday in Zweden? ܠܡܷܢ ܡܬܰܠܦܰܢܠܶܗ ܐܘ ܐܰܕܰܝ ܠܘ ܣܘܶܕ؟

2. Directe vraagzinnen zonder vragend voornaamwoord

Vraagzinnen kunnen ook zonder een vragend voornaamwoord gevormd worden. In dit geval wordt uit de zinsmelodie duidelijk dat het om een vraag gaat. In de laatste lettergreep van de zin gaat de stem omhoog. Tot deze groep rekenen we gesloten vragen en meerkeuzevragen:

1) Gesloten vragen:

Sëmlaxlax ḥawrone? Heb je (v.) vrienden gemaakt? ܣܷܡܠܰܟ݂ܠܰܟ݂ ܚܰܘܪܳܢܶܐ؟
Bac csar ṭawwo yo? Is om tien uur goed? ܒܰܥ ܥܣܰܪ ܛܰܘܘܐ ܝܳܐ؟
Fayëš mede? Is er nog wat over? ܦܰܝܷܫ ܡܶܕܶܐ؟
Ḥaḏiro hat? Ben je (m.) er klaar voor? ܚܰܕ݂ܝܪܐ ܗܰܬ؟

Het vraagpartikel ma ܡܰܐ „soms? al?“ kan een gesloten vraag markeren:

Ma sëmlaxlax ḥawrone? Heb je (v.) (soms) vrienden gemaakt? ܡܰܐ ܣܷܡܠܰܟ݂ܠܰܟ݂ ܚܰܘܪܳܢܶܐ؟
Ma ḥaḏiro hat? Ben je (m.) (al) klaar? ܡܰܐ ܚܰܕ݂ܝܪܐ ܗܰܬ؟

2) Meerkeuzevragen:

Šotina ucdo qaḥwa, aw qamayto kurxina bi mazracto? Zullen we nu koffie drinken of eerst door de boerderij rondlopen? ܫܳܬܝܢܰܐ ܐܘܥܕܐ ܩܰܚܘܰܐ، ܐܰܘ ܩܰܡܰܝܬܐ ܟܘܪܟ݂ܝܢܰܐ ܒܝ ܡܰܙܪܰܥܬܐ؟
Gëd šotina Campari aw šampanya meqëm mu muklo? Drinken we Campari of champagne voor het eten? ܓܷܕ ܫܳܬܝܢܰܐ ܟܰܡܦ݁ܰܪܝ ܐܰܘ ܫܰܡܦ݁ܰܐܢܝܰܐ ܡܶܩܷܡ ܡܘ ܡܘܟܠܐ؟
Gëd fayšitu aw gëd ëzzoxu? Blijven jullie of gaan jullie weg? ܓܷܕ ܦܰܝܫܝܬܘ ܐܰܘ ܓܷܕ ܐܷܙܙܳܟ݂ܘ؟

 

b) Indirecte vraagzinnen

Indirecte vraagzinnen (d.w.z. bijzinnen met een vraagstelling) worden door het partikel be ܒܶܐ ingeleid:

Lo mërlelan be gëd oṯe acman l Ṭurcabdin. Hij heeft ons niet verteld of hij mee wil naar Turabdin. ܠܐ ܡܷܪܠܶܠܰܢ ܒܶܐ ܓܷܕ ܐܳܬ݂ܶܐ ܐܰܥܡܰܢ ܠܛܘܪܥܰܒܕܝܢ.
Ḥzay be kit noše bu bayto. Kijk eens of er iemand in het huis is. ܚܙܰܝ ܒܶܐ ܟܝܬ ܢܳܫܶܐ ܒܘ ܒܰܝܬܐ.
Mšayeli mënne be maṭi u e-mailayḏi. Ik vraag hun of mijn email is aangekomen. ܡܫܰܝܶܠܝ ܡܷܢܢܶܗ ܒܶܐ ܡܰܛܝ ܐܘ ܐܝܡܰܝܠܰܝܕ݂ܝ.
Kibux d ëmmatli be këtla smartphone i barṯayḏux? Kan je (m.) me vertellen of je dochter een smartphone heeft? ܟܝܒܘܟ݂ ܕܐܷܡܡܰܬܠܝ ܒܶܐ ܟܷܬܠܰܗ ܣܡܰܐܪܬܦܳܢ ܐܝ ܒܰܪܬ݂ܰܝܕ݂ܘܟ݂؟
Lo këḏcina be košote ḥamro aw bira. We weten niet of hij wijn of bier drinkt. ܠܐ ܟܷܐܕ݂ܥܝܢܰܐ ܒܶܐ ܟܳܫܳܬܶܐ ܚܰܡܪܐ ܐܰܘ ܒܝܪܰܐ.

Bij indirecte vraagzinnen, de met einem vragend voornaamwoord (siehe oben) gevormd worden, kan de Einleitungspartikel be ܒܶܐ wegfallen:

Lo koḏacno (be) man gëd oṯe. Ik weet niet wie er komt. ܠܐ ܟܳܐܕ݂ܰܥܢܐ (ܒܶܐ) ܡܰܢ ܓܷܕ ܐܳܬ݂ܶܐ.
Lo šamicina (be) mën mërle u mëjġalyono. Wij hebben niet gehoord wat de spreker zei. ܠܐ ܫܰܡܝܥܝܢܰܐ (ܒܶܐ) ܡܷܢ ܡܷܪܠܶܗ ܐܘ ܡܷܔܓ݂ܰܠܝܳܢܐ.
Kibax ëmmatli (be) ema gëd ḥozina ḥḏoḏe? Kun je me vertellen wanneer we elkaar weer zullen zien? ܟܝܒܰܟ݂ ܐܷܡܡܰܬܠܝ (ܒܶܐ) ܐܶܡܰܐ ܓܷܕ ܚܳܙܝܢܰܐ ܚܕ݂ܳܕ݂ܶܐ؟
Fahimat (be) qay aṯyo i Marta l Berlin? Heb je  begrepen waarom Marta naar Berlijn is gekomen? ܦܰܗܝܡܰܬ (ܒܶܐ) ܩܰܝ ܐܰܬ݂ܝܐ ܐܝ ܡܰܪܬܰܐ ܠܒܶܪܠܝܢ؟

 

c) Presentatieve copula kale

De presentatieve copula kale ܟܰܠܶܗ „zie daar is (hij)” wordt door middel van de L-suffixen vervoegd:

ev. 3m. kale ܟܰܠܶܗ
3v. kala ܟܰܠܰܗ
2m. kalux ܟܰܠܘܟ݂
2v. kalax ܟܰܠܰܟ݂
1. kali ܟܰܠܝ
mv. 3. kalën ܟܰܠܷܢ
2. kaloxu ܟܰܠܳܟ݂ܘ
1. kalan ܟܰܠܰܢ

Anders dan de gebruikelijk L-suffixen (G.8a) heeft het suffix van de 2mv. de vorm loxu ܠܳܟ݂ܘ. De klemtoon van deze copula is altijd op de tweede lettergreep. Kale ܟܰܠܶܗ komt zowel in nominale zinnen als in verbale zinnen voor. In beide gevallen wordt daarmee aangeduid dat de toestand of gebeurtenis direct voor iemands ogen plaatsvindt. De spreker probeert de aandacht van de luisteraar te trekken door op het onmiddelijke intreden van de toestand of gebeurtenis te wijzen, vandaar de term presentatieve copula (“zie hier!”).

1.  kale ܟܰܠܶܗ in de nominale zin

In de nominale zin dient kale ܟܰܠܶܗ als copula ter versterking van de waarneming van de toestand:

Kale bu bayto. (= Bu bayto yo.)

Daar is hij, hij is thuis. (Hij is thuis.)

ܟܰܠܶܗ ܒܘ ܒܰܝܬܐ. (= ܒܘ ܒܰܝܬܐ ܝܐ.)
Kalën ġäläbe šafire ab bënyonani.
(= Ab bënyonani ġäläbe šafire ne.)
Kijk hier hoe mooi deze gebouwen zijn. (Deze gebouwen zijn heel mooi.) ܟܰܠܷܢ ܓ݂ܱܠܱܒܶܐ ܫܰܦܝܪܶܐ ܐܰܒ ܒܷܢܝܳܢܰܢܝ. (= ܐܒ ܒܷܢܝܳܢܰܢܝ ܓ݂ܱܠܱܒܶܐ ܫܰܦܝܪܶܐ ܢܶܐ.)
Kali harke. (= Harke no.) Hier ben ik dan! (Ik ben er.) ܟܰܠܝ ܗܰܪܟܶܐ. (= ܗܰܪܟܶܐ ܢܐ.)

Vaak wordt kale ܟܰܠܶܗ samen met deelwoorden van werkwoorden van toestand en beweging gebruikt:

Kale mžido cal u taxt.
(= mžido yo ...)
Daar ligt hij al op bed. ܟܰܠܶܗ ܡܙ̰ܝܕܐ ܥܰܠ ‌ܐܘ ܬܰܟ݂ܬ.
= ܡܙ̰ܝܕܐ ܝܐ
Kale yatiwo cal u kursi.
(= yatiwo yo ...)
Daar zit hij dan op de stoel.

ܟܰܠܶܗ ܝܰܬܝܘܐ ܥܰܠ ܐܘ ܟܘܪܣܝ.

= ܝܰܬܝܘܐ ܝܐ
Kalën azole l Ṭurcabdin.
(= azole ne ...)
Ze staan op het punt naar Turabdin te gaan. ܟܰܠܷܢ ܐܰܙܳܠܶܐ ܠܛܘܪܥܰܒܕܝܢ. 
= ܐܰܙܳܠܶܐ ܢܶܐ...
Kala aṯayto l Almanya.
(= aṯayto yo ...)
Ze komt zodadelijk naar Duitsland. ܟܰܠܰܗ ܐܰܬ݂ܰܝܬܐ ܠܐܰܠܡܰܐܢܝܰܐ.
= ܐܰܬ݂ܰܝܬܐ ܝܐ

2.  kale ܟܰܠܶܗ in de verbale zin 

Kale ܟܰܠܶܗ wordt in verbinding met het werkwoord in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd gebruikt. Deze copula richt dan de aandacht op het hier en nu:

Kale koṯe. Daar komt hij al aan. ܟܰܠܶܗ ܟܳܐܬܶܗ
Kalën kuxli. Ze zijn aan het eten. ܟܰܠܷܢ ܟܐܘܟ݂ܠܝ
Kalan xilan. We zijn zojuist klaar met eten. ܟܰܠܰܢ ܟ݂ܝܠܰܢ
Kala maḥkela be mën hawi acmi. Ze heeft me zojuist verteld wat er met mij gebeurd is. ܟܰܠܰܗ ܡܰܚܟܶܠܰܗ ܒܶܐ ܡܷܢ ܗܰܘܝ ܐܰܥܡܝ.
Kale sxërle u tarco. Hij heeft de deur zojuist gesloten. ܟܰܠܶܗ ܣܟ݂ܷܪܠܶܗ ܐܘ ܬܰܪܥܐ.

 

d) Overige ontkenningspartikels

1. haw ܗܰܘ en law ܠܰܘ „niet meer“

De onveranderlijke ontkenningsspartikels haw ܗܰܘ en law ܠܰܘ „niet meer” zijn synonymen en volgen in hun gebruik de regels voor lo ܠܐ (zie G22.c):

Haw/law kocawdo adyawma. Ze werkt vandaag niet meer. ܗܰܘ/ܠܰܘ ܟܳܥܰܘܕܐ ܐܰܕܝܰܘܡܰܐ.
Haw/law koxal basro. Hij eet geen veels meer. ܗܰܘ/ܠܰܘ ܟܳܐܟ݂ܰܠ ܒܰܣܪܐ.
Nošo haw/law foraqwa d latyo Berlinayto. Niemand merkte meer dat ze geen Berlijnse is. ܢܳܫܐ ܗܰܘ/ܠܰܘ ܦܳܪܰܩܘܰܐ ܕܠܰܬܝܐ ܒܶܪܠܝܢܰܝܬܐ.

2. Samenstellingen met lo ܠܐ.

Ter versterking van de ontkenning door lo ܠܐ (zie G.22c) worden de partikels hič ܗܝܫ̰, të ܬܷܐ en bë ḥḏo naqla ܒܷܚܕ݂ܐ ܢܰܩܠܰܐ gebruikt.

1) Voorbeelden met hič ܗܝܫ̰:

Caṣriyawoṯe hič lo koxal muklo. ’s Avonds eet hij helemaal geen eten. ܥܰܨܪܝـܝܰܘܳܬ݂ܶܐ ܗܝܫ̰ ܠܐ ܟܳܐܟ݂ܰܠ ܡܘܟܠܐ.
B lalyo hič lo komadcar cal u täläfon. ’s Nachts antwoordt hij überhaupt niet aan de telefoon. ܒܠܰܠܝܐ ܗܝܫ̰ ܠܐ ܟܳܡܰܕܥܰܪ ܥܰܠ ‌ܐܘ ܬܱܠܱܦܳܢ.

2) Voorbeelden met bë ḥḏo naqla ܒܷܚܕ݂ܐ ܢܰܩܠܰܐ:

U qaloco du bësëklet bë ḥḏo naqla lo ḥzelan. De fietser hebben we nooit gezien. ܐܘ ܩܰܠܳܥܐ ܕܘ ܒܷܣܷܟܠܶܬ ܒܷܚܕ݂ܐ ܢܰܩܩܰܐ ܠܐ ܚܙܶܠܰܢ.
Bë ḥḏo naqla lo kokoṯawno bu Facebook. Ik (m.) schrijf nooit op Facebook. ܒܷܚܕ݂ܐ ܢܰܩܠܰܐ ܠܐ ܟܳܟܳܬ݂ܰܘܢܐ ܒܘ ܦܰܝܣܒܘܟ.

Opmerking:

De beide versterkende ontkenningspartikels hič ܗܝܫ̰ en bë ḥḏo naqla ܒܷܚܕ݂ܐ ܢܰܩܠܰܐ zijn zonder verschil in betekenis te gebruiken.

3) Voorbeelden met ܬܷܐ:

B Berlin të nošo lo mcawanlelan. In Berlijn heeft niemand ons geholpen. ܒܒܶܪܠܝܢ ܬܷܐ ܢܳܫܐ ܠܐ ܡܥܰܘܰܢܠܶܠܰܢ.
mede lo fahimitu mi kṯawtayḏi. Jullie hebben niks van mijn tekst begrepen. ܬܷܐ ܡܶܕܶܐ ܠܐ ܦܰܗܝܡܝܬܘ ܡܝ ܟܬ݂ܰܘܬܰܝܕ݂ܝ.
mede lo yalëf lašan u buḥrono. Hij heeft voor de toets niets geleerd. ܬܷܐ ܡܶܕܶܐ ܠܐ ܝܰܠܷܦ ܠܰܫܰܢ ܐܘ ܒܘܚܪܳܢܐ.
An nacime të ḥalwo lo štalle. De kinderen hebben geen enkele melk gedonken. ܐܰܢ ܢܰܥܝܡܶܐ ܬܷܐ ܚܰܠܘܐ ܠܐ ܫܬܰܠܠܶܗ.

Opmerking:

Het partikel ܬܷܐ wordt alleen in verband met zelfstandige naamwoorden gebruikt. In plaats van të ܬܷܐ kan altijd ook hič  ܗܝܫ̰staan.